Cler. Luik, I. 1397-1408 (1397-1410) Den Bosch Meester Jan van Best was een natuurlijke zoon van heer Henric van Best die omstreeks 1362 als priester aan de St.Jan verbonden was. Heer Henric had een broer Ghijsbrecht en een zuster Margriet. De laatste leefde in 1395 nog. Toen de St.Jan in 1366 tot kapittelkerk werd verheven werd heer Henric samen met negenentwintig andere beneficianten gepromoveerd tot kanunnik. Zijn prebende ontving hij pas op 7 juli 1373 toen hij tevens absent pastoor was van Knegsel. Heer Henric komt ook tweemaal voor in het mirakelboek van de St.Jan. Zo was hij op 11 april 1384 in die kerk aanwezig toen een man en vrouw uit Oosterhout samen met hun dochter een belofte aan O.L.V. inlosten. Hun dochter was eerder in een gracht verdronken en twee uur dood geweest, waarop haar ouders hadden beloofd haar gewicht in rogge, was en vlas aan O.L.V. te offeren indien ze haar weer tot leven zou wekken, hetgeen onmiddellijk daarop was gebeurd. Een dag later was hij getuige toen de ouders van een negenjarige jongen uit St.Truiden hun bedevaart aan O.L.V. volbrachten omdat deze hun zoon - die stom geboren was - na de belofte van een bedevaart zijn spraakvermogen had gegeven. Heer Henric overleed op 6 augustus 1395 en werd begraven vóór de O.L.V.-kapel in de St.Jan. 1) De notaris meester Jan studeerde tussen 1388 en 1393 te Heidelberg en Keulen. In het tweede kwartaal van 1388 werd Johannes Beest de Buschoducis samen met Gerlacus Hemert de Buscoducis, beiden uit het bisdom Luik, ingeschreven aan de Heidelbergse universiteit. Een jaar verhuisde hij echter naar Keulen waar hij zich liet inschrijven als Johannes Best, baccalareus artium uit het bisdom Luik. Meester Jan, die in datzelfde jaar in Keulen ook nog wordt genoemd als bastaard en clericus, had in werkelijkheid zijn baccalaureaat toen vermoedelijk nog niet behaald. In het derde kwartaal van 1389 werd namelijk weer een Johannes Best, ditmaal uit het bisdom Utrecht, te Heidelberg ingeschreven die daar in het begin van 1393 als clericus voor zijn baccalaureaatsexamen slaagde. De naam "Best" - in Duitse matrikels bij voorkeur vermeld zonder het tussenvoegsel "van" - komt verder in het matrikel van Heidelberg niet voor zodat het in 1388 en 1389 waarschijnlijk om dezelfde persoon gaat. Meester Jan keerde na zijn studie terug naar Den Bosch waar hij vanaf 1397 bekend is als openbaar notaris en vanaf 1400 ook als één der gezworen stadsklerken, later secretarissen geheten. Vanaf 1400 wordt hij ook pas meester genoemd. Als stadsklerk schreef meester Jan vooral schepenakten en kreeg hij bij wijze van "salaris" achtmaal per jaar een kwart wijn ter waarde van vier plakken. De eigenlijke kosten aan materiaal en loon werden door de opdrachtgevers per opdracht betaald. Zo betaalde de O.L.V.-broederschap in 1409/1410 voor negen schepenakten 3 schellingen aan "den clerken in die camer, te weten her Gheerlec [van Ghemert], meester Jan van Best ende Jacob van Gheel". Als openbaar notaris ontving hij van de broederschap in 1401/02 4 plakken voor het ingrosseren van een schenkingsakte en in hetzelfde jaar leverde hij aan deze instelling 115¾ pond was van 9½ plak per pond. Net als enkele andere klerken lijkt meester Jan dus wat te hebben bijverdiend met de handel in kaarswas (vgl. nr.385). 2)
Meester Jan bleef werkzaam als stadsklerk tot hij tussen 16 en 25 juli 1410 overleed. Op deze laatste datum werden zijn notariële protocollen toegewezen aan Arnt vanden Dijck (nr.1). Ze werden aan deze overhandigd door de weduwe van meester Jan, die in de toewijzingsakte voor het eerst uitdrukkelijk magister in artibus wordt genoemd. Zijn weduwe was een zekere Margriet die tussen 1414 en 1421 overleed. Meester Jan had een wettige zoon die net als hij Jan heette en clericus was. Deze maakte op 18 augustus 1420 in zijn woonhuis in de Orthenstraat als jonge man (iuvenis) zijn testament ten overstaan van heer Goeswijn van Dryel, vice-plebaan van de St.Jan. Uit het testament blijkt dat Jan vrij welvarend geweest moet zijn. Hij liet veel kleren en huisraad na aan zijn dienares Hadewich, waaronder een blauwe en een grijze tabbaard, een bed, zes bancwercsche cussen, een klein buffet (parvum trisorium), drie boterscotelen, zes wermoesscotelen en zes kleine saucyeren. Op 2 januari 1421 kocht hij nog een huis in de Hinthamerstraat maar op 30 mei 1421 was hij inmiddels overleden. Behalve meester Jans zoon waren er nog diverse andere personen die dezelfde naam droegen en tevens aan hem verwant waren. Zo deed meester Jan op 11 oktober 1403 afstand van zijn rechten op een huis in de Orthenstraat dat door wijlen Goessen, zoon van wijlen Jan van Best, was verworven en dat nu door Goessens zoon Ansem van Best werd verkocht aan Jan van Best, zoon van wijlen Willem Broeder. In 1437 was de akte van deze verkoop in bezit van Mechtelt, weduwe van Jan van Best, en van haar schoonzoon Gerit Gerits van Boxtel. Een Jan, zoon van Ghijsbrecht van Best, komt omstreeks 1410 voor als man van Lysbeth, dochter van Jan Becker die Heirde. Hij was waarschijnlijk een zoon van meester Jans oom Ghijsbrecht die al in 1367 samen met zijn broer heer Henric als getuige optrad bij het testament van een zekere Henric Becker senior. Een Jan en Peter van Best hadden kort na 1400 enkele malen zitting in de Bossche schepenbank. 3)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1180, p.414 (1395/96: Johannes, filius naturalis quondam domini Henrici de Best), RA 1181, fo.283r (4 dec.1399: Johannes de Best, filius naturalis domini quondam Henrici de Best, presbiteri); Hens e.a., Mirakelen, 552 nr.331, 555 nr.333; Bijlage II 44.1, 50.1, 72.1, 237.17, 265.1; AAB II, hs. Kievits, p.2, p.3, p.10; GAH, THG 1456-1459 (10 dec.1408); Vgl.: RANB, KHHG 1, fo.66v-67v (12 aug.1427: heer Jan van Best, deken van Geertruidenberg); Bijlage II 293.3 (14 juli 1433: heer Henric van Best, prior van de Kartuizers bij Geertruidenberg). |
2. | Toepke, Die Matrikel, I 31, 36; Keussen, Die Matrikel, I 21 nr.146; GAH, OA B4 (1400/01), vgl. B6 (1406) (= Van Zuijlen, Inventaris, 106, 114, 149); Spierings, Het schepenprotocol, 92-93; GAH, RA 1181, fo.229v (12 juli 1399), RA 1182, p.182 (1400), RA 1183, fo.397v (23 okt.1404), RA 1185, fo.334r (23 apr.1408), RA 1186, fo.47r (24 dec.1408), fo.281v (3 dec.1408); GAH, THG 1322 (11 mei 1403), THG 1456-1459 (10 dec.1408); Bijlage II 161.1.2; OLVB 52, band 1, fo.11r-v (1401/02), fo.59r (1409/10). |
3. | GAH, GG 2346 (regesten 511, 549 en 550) (18 aug.1420, transsumpten d.d. 30 mei en 2 juni 1421), 2402 (regest 396) (16 juli 1410); Tabel 3.2, nr.7; GAH, THG 1333a (11 okt.1403), 1939 (8 mei 1437), zie ook 1263 (30 jan.1400), 1322 (11 mei 1403); GAH, GB 120 (30 juli 1404), 2125 (4 nov.1445); GAH, RA 1180, p.7, p.31 (1393/94), RA 1185, fo.374r-v (1407/08), RA 1187, fo.21v (18 nov.1410), fo.225v (26 sept.1411), RA 1188, fo.337r (1413/14), RA 1189, fo.27r (23 nov.1414), fo.129v (1415), RA 1192, fo.28v (2 jan.1421), RA 1193, fo.138v (1 sept.1422), fo.331v (12 mrt.1423), vgl. RA 1180, p.554 (6 apr.1396: Jan van Best, natuurlijke zoon van wijlen Jan van Best), RA 1183, fo.157v (1402/03: heer Jan van Best, priester), fo.294v (1403/04: idem), fo.369r (1403/04: Jan van Best, man van Lysbeth, dochter van Gielis van Ghele), RA 1192, fo.8r (1420/21: heer Jan van Best, priester), RA 1205, fo.219r (1434/35: jonkvrouw Demoet, dochter van Aelbrecht Loden, weduwe van Jan van Best), RA 1228, fo.214r (1457/58: Lysbeth, dochter van Gielis van Gheel, weduwe van Jan van Best, en haar zoons Gerit en Jan); Bijlage II 72.1; Jacobs, Justitie, 261-265; Vgl.: APB, St.Jan II, Obituarium, p.146 (13 mei: Obitus Johannis de Best et Heylwigis, eius uxoris). |
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 92, 93
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 64n, 100n, 141, 142, 148, 167, 168, 173, 232, 234, 257, 262, 275, 256, 287, 318, 321, 323n, 325, 331, 332, 334, 341, 364, 411, 414